Filosoof Victor Kal sprak vrijdag 5 augustus over Aleksandr Doegin en de conservatieve Revolutie.
Victor Kal studeerde filosofie aan de Universiteit van Amsterdam en aan de Sorbonne in Parijs. Hij promoveerde op Aristoteles en hield zich bezig met Hegel en Heidegger. Zijn religieuze ontwikkeling bracht hem dichter bij Plato en het Jodendom. Hoe waardeert deze Amsterdamse godsdienstige filosoof het denken van de ‘gevaarlijkste filosoof ter wereld’, Aleksandr Doegin?
Van 1994 tot zijn recente pensionering werkte Kal als universitair hoofddocent aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn repertoire breidde zich uit met de traditie van de existentiefilosofie en het Joodse denken van onder anderen Buber en Levinas en hij trad toe tot het Jodendom. Zijn bekering maakte hem niet anti-modern: “Ik verdedig de moderne, liberale constitutie. Het individualisme speelt daarin een belangrijke rol". Een liberaal individualisme; is dat niet wat we postmodernisme noemen? Kal beschouwt zichzelf niet als een vertegenwoordiger van het postmodernisme, maar vindt de kritiek van Doegin daarop niet overtuigend: “Het postmodernisme dat Doegin verwerpt, is vooral het Amerikaanse postmodernisme en gezien door de bril van de tegenstanders ervan. Door die bril gezien is het postmodernisme sterk nihilistisch. Het is een ‘anything goes’-relativisme waar ik het niet mee eens ben. Zeker als het richting woke gaat. Dan wordt het dogmatisch en komt er iets van politieke correctheid bij en dat slaat de discussie dicht”.
Na de val van de Sovjet-Unie brak in de jaren negentig de liberale hegemonie aan. Volgens Doegin is het liberalisme zelf totalitair geworden. Kal is het in zoverre met Doegin eens dat, ondanks de hegemonie van het liberalisme, de discussie daarover niet afgesloten is. “Ik verdedig het liberalisme, maar een liberalisme dat zichzelf niet meer als kwestie ziet, beschouw ik als verloren. Een liberale constitutie is het begin, niet het einde van het verhaal. Nu hebben we een samenleving van vrije burgers, maar de grote vraag is: wat gaan die burgers doen? Worden ze nihilist? Tal van filosofen hebben dat punt geconstateerd: Nietzsche, Kierkegaard, Heidegger. De Franse Revolutie creëerde de mogelijkheid van dit nihilisme. In die zin is het liberalisme een catastrofe geweest, tot op de dag van vandaag”.
Volgens Kal vraagt het liberalisme meer van een mens dan een fatsoenlijk burger te zijn. Het liberalisme legitimeert een zekere leegte. “Doegin ziet die leegte van de liberale wereld, en hij heeft gelijk”. Die leegte maakt juist een houding van ernst noodzakelijk: “Dat het niet vaststaat, maar dat je toch ernstig bent. Dat is volgens mij het tegengestelde van het postmodernisme. Je moet vanuit de ernst zien te komen tot een morele substantie, traditie en wetgeving. Maar hoe dat uitpakt, kun je niet van tevoren vaststellen, dat doe je in een zekere openheid en die openheid is de moderniteit”.
Kal relativeert de grote tegenstelling die Doegin poneert tussen de Russische cultuur en het westerse liberalisme: “Na het communisme zijn de Russen net zo geïndividualiseerd en materialistisch geworden als de West-Europeanen. Als Doegin het over Rusland heeft, heeft hij het over een ideaal. Heidegger sprak in 1936 ook op die manier over Rusland; daar zit nog iets dat minder bedorven is dan Duitsland. Bij Doegin wordt dat ideaal gevoed door heel veel literatuur, die maar voor een klein deel Russisch is. Hij leest voornamelijk West-Europese literatuur: Guénon, de Franse traditionalist, de Italiaan Evola en de Nederlandse volkenkundige Herman Wirth. En op een gegeven moment is hij ook Plato en Heidegger gaan lezen”.
Kal beschouwt Doegin niet als een christelijke denker. “Hij heeft geen bondgenootschap gesloten met de Russisch Orthodoxe kerk. Dat komt omdat hij veel groter denkt. Hij heeft ook een occulte en spirituele achtergrond. Vergeet niet dat Doegin uit de jaren zeventig komt, hij is een hippie. Hij is ook gevormd in een soort intellectueel underground-milieu van mensen die het communisme wilden provoceren. Dat was ook een zeer spiritueel milieu. Zijn denken over Eurazië betekent ook dat bijvoorbeeld de islam erbij hoort”.
Volgens Kal denkt Doegin imperialistisch, niet etnisch-nationalistisch: “Daarin verschilt hij van wat in Frankrijk nieuw-rechts wordt genoemd. De islam en allerlei volken en culturen horen daarbij, zoals dat ook in de Sovjet-Unie was. Poetin deelt in zijn ogen het imperialisme van Doegin: “Voor Poetin is dat het uitgangspunt: een rijk met verschillende etniciteiten en religies. Op een of andere manier moet Rusland dat natuurlijk wel domineren, maar het hoeft niet exclusief Russisch te zijn”.