Hoog tijd voor een gezagscrisis!

De relevantie van Sid Lukkassen in de confrontatie met Ad Verbrugge en Ronald van Raak

29 februari 2024

Er is sprake van een gezagscrisis, zo stellen VU-wijsgeer Ad Verbrugge en Erasmus-hoogleraar Ronald van Raak ieder voor zich in twee zeer lezenswaardige publicaties die onlangs van hun hand bij uitgeverij Boom verschenen. Mensen zijn teveel bezig met hun eigen belang en geven te weinig om het algemeen belang. De welbekende intellectueel Sid Lukkassen is echter van mening dat de zittende macht nog teveel gezag heeft. Dat komt omdat zij de publieke opinie nog altijd stevig in haar greep heeft. Daarmee weet ze nog steeds een meerderheid van de burgers aan zich te binden. Dat moet anders, zo lijkt ook Van Raak van mening. Maar het is de vraag of beider beroep op Spinoza daarbij voldoende soelaas biedt. Zelf heb ik een voorkeur voor Erasmus.

Gezag dient legitiem te zijn

Laat helder zijn dat gezag van levensbelang is voor een gezonde samenleving. Verbrugge, die in het dagelijks leven werkzaam is als docent sociale en culturele filosofie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam en bekend is van het YouTube-kanaal De Nieuwe Wereld, stelt dit met nadruk in De gezagscrisis. De vraag is alleen waaraan gezag zijn legitimiteit ontleend om ook als zodanig erkend te worden. 

Pieter Omtzigt riep op tot het sluiten van een nieuw sociaal contract tussen overheid en burgers. Maar volgens Verbrugge biedt een dergelijk contractdenken geen soelaas, omdat hierbij al te zeer wordt uitgegaan van een samenleving bestaand uit individuen die een deal sluiten met de staat om hen van al het nodige te voorzien. 

Verbrugge geeft de voorkeur aan vormen van gezag die hun legitimiteit ontlenen aan de deugdzaamheid van politiek leiderschap. Dat kan misverstanden oproepen bij mensen die deugdzaamheid verwarren met handelen volgens bepaalde waarden. Alleen iemand die zich inzet voor vrijheid, gelijkheid en universele solidariteit zou dan ‘deugen’. Maar dat is niet waar het bij Verbrugge om gaat. Voor hem is deugdzaamheid een kwestie van karakter: een politiek leider dient te beschikken over voldoende moed en hij is geneigd tot matigheid bij de uitoefening van zijn macht. Leiders die zo nodig willen ‘deugen’ missen deze karaktereigenschappen doorgaans, zo zou kunnen worden geconcludeerd.

De wortels van de moderne gezagscrisis

Je zou dan verwachten dat Verbrugge zijn analyse van de huidige gezagscrisis begint bij de Verlichting en de Franse Revolutie, toen voor het eerste een expliciet waardengedreven politiek gepredikt werd. Pas toen werden even hooggestemde als abstracte idealen als vrijheid, gelijkheid en solidariteit leidend voor het revolutionaire staatsapparaat. En deugdzaamheid van politieke leiders werd afgemeten aan de mate waarin zij deze waarden actief nastreefden. Daarbij werd moed hoog gewaardeerd, maar ontaardde die zonder de deugd van de matigheid al te vaak in overmoed. Dat is waarom de Franse Revolutie eindigde in terreur – net als alle revoluties nadien.

Verbrugge refereert weliswaar kort aan de voorgeschiedenis, maar begint zijn analyse toch bij de Culturele Revolutie van de jaren zestig van de twintigste eeuw. Dat valt te begrijpen wanneer we bedenken dat pas toen de waarden van de Verlichting en de Franse Revolutie alle lagen van de samenleving bereikten en individuele vrijheid, gelijkheid en universele solidariteit de leidende waarden werden in opvoeding en onderwijs. Voordien waren de antirevolutionaire en conservatieve krachten in de samenleving nog sterk vertegenwoordigd, goed georganiseerd en invloedrijk. Door processen van ontzuiling en toenemende secularisatie werden deze krachten naar de marge van de samenleving en, uiteindelijk, de macht verdrongen.

Vanaf dat moment gaat het heel snel met processen als individualisering en atomisering. De traditionele samenleving waarin het gezin en de geloofsgemeenschap primair waren, verandert in een netwerksamenleving waarin cultureel ontwortelde individuen een alternatieve waardengemeenchap vormen. Lokale gemeenschappen verliezen de relatieve autonomie die zij binnen de traditionele samenleving altijd hadden aan bestuurlijke instanties die in toenemende mate supranationaal georganiseerd worden. En dat wat begon als een beweging die streed voor vrijheid, gelijkheid en universele solidariteit in haar tegendeel verkeert en zich steeds sneller beweegt in de richting van een totalitaire wereldheerschappij. Die beweging is ook nog eens democratisch gelegitimeerd aangezien een meerderheid van de kiezers haar steunt.

De meerderheid nog steeds zeer gezagsgetrouw

Je zou je dus kunnen afvragen of er eigenlijk wel sprake is van een gezagscrisis. De postmoderne mens lijkt zich vrij gemakkelijk te laten disciplineren. Zeker in tijden van ‘crisis’ wordt drastische inperking van vrijheden doorgaans vrij gemakkelijk geaccepteerd. De overgrote meerderheid laat zich ‘voor de ander’ vaccineren. Ronduit megalomane Green Deals kunnen nog altijd op brede steun in politiek en samenleving rekenen. De zogenaamde Dwangwet liet zich zonder noemenswaardige maatschappelijke onrust goedkeuren door de beide parlementen. Een meerderheid van de burgers peinst er niet over om uit de Europese Unie te stappen. En de ideologie van woke domineert de mainstream media. Kortom: de postmoderne mens blijkt opvallend gezagsgetrouw.

Dat is het terechte punt dat de even briljante als freischwebende intellectueel Lukkassen Lukkassen wat mij betreft maakt in zijn bij uitgeverij Polemos verschenen De greep op de publieke opinie. Het dominantie narratief is nog steeds dat van de publieke instanties die in dienst staan van de politieke elites. Tegenstanders van de huidige politiek laten zich tot nu toe vrij gemakkelijk neutraliseren. De echte tegenstem laat zich gemakkelijk demoniseren. Ervan beschuldigd worden ‘desinformatie’ of ‘complottheorieën’ te verspreiding is dodelijk voor het aanzien van critici in het publieke debat. 

De mainstream media spelen bij dat alles een cruciale rol – de publieke evengoed als de commerciële. Johan Derksen, voor velen de incarnatie van het gezond verstand, kan probleemloos de opvatting verkondigen dat Thierry Baudet het verdient een kopje kleiner gemaakt te worden. En waarom ook niet. Wanneer iemand kritiekloos voor fascist kan worden uitgemaakt, continue wordt neergezet als de reïncarnatie van Adolf Hitler, wordt gefinancierd door het regime van Poetin en door onze eigen AIVD wordt aangemerkt als staatsgevaarlijk, want een propagandist van zogenaamd ‘anti-institutioneel extremisme’, dan hoeft een opmerking als die van Derksen ook niet te verbazen. Integendeel: het is wachten op het moment waarop een of andere gek de daad bij het woord voegt.

Daar komt bij dat de mainstream media in toenemende mate hulp krijgen van social media. Gerund door Big Tech-bedrijven als Meta en Google wordt het heersende narratief continue gepusht, terwijl tegenstemmen in toenemende mate worden gecanceld. Werd kunstmatige intelligentie (AI) aanvankelijk gezien als mogelijkheid om hieraan te ontsnappen, toen bleek dat ook deze techniek haar basale input krijgt van Google, werd al snel duidelijk dat het tegendeel veel eerder het geval zal zijn: de mogelijkheden om het narratief te beheersen worden alleen maar groter. En aangezien producten van AI zich gemakkelijk kunnen presenteren als een authentieke menselijke creatie, valt ze nog gemakkelijker in te zetten om de parameters van onze cultuur te bepalen, zo is Lukkassen stellig van mening.

Die legitimatie van de parameters waarbinnen onze cultuur zich dient af te spelen kunnen via digitale technieken worden voorzien van de nodige sancties. In China wordt dit social credit-systeem al toegepast. Tijdens de Covid-periode werd daar ook hier mee geëxperimenteerd. Zonder QR-code, die aangaf dat je gevaccineerd was of negatief getest, was toegang tot tal van openbare gelegenheden destijds verboten.

Populisme als begin van een noodzakelijke gezagscrisis

Tegen die achtergrond is het niet voldoende om de al dan niet bestaande gezagscrisis te analyseren, zoals Verbrugge doet – het is volgens Lukkassen hoog tijd een gezagscrisis te ontketenen.

In het huidige systeem is het volk niet de baas. We worden uitgekleed en onze woningen, vrijheden en basale rechten worden afgenomen. Het leven is schreeuwend duur geworden en de inflatie schiet door het dak. We komen aan in een 1984-achtige nachtmerrie. (…) De enige manier om die waanzinnige dynamiek te stoppen, is door zélf de agenda te bepalen. Zelf een nieuwe werkelijkheid stichten, zelf onze analyses voorleggen. Het zijn oppervlakkige die met de ‘events’ bezig blijven: wie vooruit denkt publiceert beschouwingen. Dit kan mensen bezielen en op het pad zetten van een eigen cultureel universum, met bijbehorende ideeën en analyses (p. 271).

Deze oproep van Lukkassen lijkt bij voorbaat kansloos als we zien hoe het gezag zich lange tijd verzekerd wist van een democratische legitimatie. Maar Verbrugge is van mening dat we daarmee de krachten die achter de steeds sterker wordende electorale revolte onderschatten. Na de dood van Pim Fortuyn en het echec van zijn partij zijn kiezers steeds weer op zoek naar een politiek leider die in staat is het gezag van de zittende macht geloofwaardig ter discussie te stellen. Voor een deel van het electoraat is Geert Wilders al twintig jaar lang de enige die op een aansprekende manier een aantal grote maatschappelijke problemen wist te benoemen. Daarnaast was er de opkomst van Thierry Baudet, Caroline van der Plas en in mindere mate ook Pieter Omtzigt. Alles bij elkaar genomen moeten we inderdaad constateren dat het aandeel van partijen dat fundamentele kritiek uitoefent op de zittende macht toeneemt. En bij de laatste verkiezingen voor de Tweede Kamer wist Wilders zelfs de grootste te worden.

Technocratisch beleid versus geleefde werkelijkheid

Steeds meer mensen ervaren een groeiende afstand tussen de mensen die sinds de jaren zestig aanspraak maakten op gezag en een steeds sterkere greep op de macht kregen aan de ene kant en veel mensen in het land wier belangen zij geacht werden te behartigen aan de andere kant. Er is inderdaad een groeiende kloof ontstaan tussen de mensen die via netwerken zijn opgeklommen, wier wereldbeeld door de media is gevormd en de problemen die zich daarin voordoen via technocratische beleidsinitiatieven proberen op te lossen. Deze bureaucratische wereld oefent steeds meer macht uit zonder dat de burgers nog de indruk krijgen dat daarbij rekening gehouden wordt het hun geleefde werkelijkheid van alledag.

Het is met name Verbrugge die terecht de vinger legt bij de tweedeling die als gevolg daarvan in de samenleving is ontstaan. En in die zin is er wel degelijk sprake van een gezagscrisis: een groot deel van de burgers heeft niet meer het idee dat de politiek zich voor hun problemen interesseert. De problemen waar het hier om gaat blijven bij Verbrugge wat vaag. Maar Lukkassen schroomt niet om ze keihard te benoemen. Volgens hem betalen gewone burgers steeds vaker de prijs voor de doelen die door de zittende macht worden nagestreefd. Het beleid van de Europese Unie leidt tot toenemende inflatie en grootschalige sanering onder boeren en binnen de visserij. Het gevolg van de klimaatagenda was een hogere energierekening. Het toenemend aantal immigranten vergroot de onveiligheid en leidt tot toenemende criminaliteit in bepaalde wijken. De woke-agenda leidt tot toenemende onzekerheid en aantallen depressies onder jongeren.

Dat illustreert eens te meer het verschil in benadering tussen Verbrugge en Lukkassen. Terwijl de eerste de crisis wil bezweren met zijn pleidooi voor deugdzaam leiderschap, wil laatstgenoemde de crisis ontketenen en een duidelijk alternatief poneren voor de ideologie waardoor de zittende macht zich laat leiden. In plaats van te vertrouwen op leiderschap pleit Lukkassen voor een volk dat het lot weer in eigen hand neemt – voor individuen die scheppend in het leven staan, hun verantwoordelijkheid niet afschuiven op een overheid die hen op contractbasis diensten levert, maar die volhardend tot het einde hun eigen alternatief van het goede leven nastreven.

Heroriëntatie op het scheppende individu

In Wees Afgrondelijk, zijn eerder bij Amsterdam Books verschenen bestseller, verwijst Lukkassen daarbij naar de aan Spinoza ontleende term conatus. Het is interessant om te zien dat oud-senator van de SP en tegenwoordig Erasmus-hoogleraar Ronald van Raak hetzelfde doet in zijn onlangs bij uitgeverij Boom verschenen Spelen met waarden, betalen met gedachten. Reikt hij hier, trouw aan zijn socialistische roots, de altijd polemische Lukkassen de hand? Vinden zij elkaar hier in een liefde voor een radicale Verlichting die een alternatief zou zijn voor de ideologie waardoor de politiek zich laat leiden? Ik geloof er helemaal niets van.

Bij Lukkassen gaat het bij conatus om een innerlijke kracht die het individu in staat stelt te breken met wat hij noemt ‘de deughegemonie’. Dat vereist moed, want de mens is een sociaal dier dat altijd een deel van zijn gevoel van eigenwaarde ontleent aan het respect van de groep. Dat respect kun je verdienen wanneer je eensgezind toont met degenen die in politiek en samenleving strijden voor de waarden van vrijheid, gelijkheid en universele solidariteit. Maar, hoe goed bedoeld misschien ook, steeds vaker zien we die waarden in hun tegendeel omslaan. Want steeds meer mensen zien zich belemmerd worden in hun drang te overleven en zelf verantwoordelijkheid te dragen voor hun leven. Zo worden fundamentele vrijheden ingeperkt. In naam van de gelijkheid en solidariteit worden lijf en goed van burgers en hun gezinnen opgeofferd. Lukkassen vat het in Wees Afgrondelijk zelf zo samen:

Onder de deughegemonie is het alledaagse leven zo decadent, clownesk en vervreemdend geworden, dat het individu in zichzelf de kracht moet vinden om met álles te durven breken en aan álles te durven twijfelen (pag. 12).

We zien hier Lukkassen de conclusie trekken uit het conflict tussen de officiële beleidsagenda en het alledaagse leven van gewone burgers en pleiten voor een heroriëntatie op de innerlijke kracht van die burger zélf. Die moet weer het uitgangspunt worden voor het leven van mensen en onze democratie zou zich moeten toeleggen op het beschermen van de ruimte voor hun scheppende initiatieven.

Daarmee benadrukt Lukkassen, naar ik aanneem bewust, één aspect van het begrip conatus: dat van het scheppende individu en diens eigenbelang. Op het eerste gezicht doet Van Raak dat ook. Want:

Gedeelde waarden kunnen niet aan anderen worden opgelegd en moeten uit onszelf komen. Dat stelt eisen aan de inrichting van de democratie (pag. 104).

Dat wat wij nastreven moet inderdaad uit onszelf komen, zo stelt hij met Spinoza. Maar wat bedoelt Van Raak met die gedeelde waarden? En als hij stelt dat onze democratie vereist dat wij ons eigenbelang relativeren en ons richten op het algemeen belang, wat verstaat hij dan onder dat algemeen belang?

De dwang van het ‘algemeen belang’

Van Raak stelt, in navolging van Spinoza, dat wij met gebruikmaking van onze rede streven naar harmonie met onze medemensen en de samenleving als geheel. Spinoza stelde daarbij expliciet dat wij onze leefwereld daarbij idealiter vanuit het gezichtspunt van God zouden moeten bezien. En hij was vrij optimistisch over de mogelijkheden van een redelijke elite dat dit mogelijk was. En dan wordt ook duidelijk waarom het beroep van Van Raak op Spinoza totaal verschilt van dat van Lukkassen. 

Terwijl Lukkassen concludeert dat de huidige politiek onvoldoende recht doet aan de scheppende kracht en de leefwereld van individuen, lijkt Van Raak zich slechts te bekommeren om de vraag hoe we voorkomen dat mensen daarbij vooral hun eigenbelang als richtsnoer nemen en niet langer oog hebben voor het algemeen belang. Beiden beroepen ze zich daarbij op Spinoza, maar lichten er daarbij een aspect uit dat naar hun inzicht op dit moment het meest urgent lijkt.

Voor Van Raak gaat het erom dat we in het algemeen belang komen tot een nieuw verstaan van gedeelde waarden. Dat klinkt fantastisch, maar dat stellen met een beroep op Spinoza en diens overtuiging dat we de dingen daarbij vanuit Gods gezichtspunt moeten zien, doet het ergste vermoeden. Want de samenleving en de rol van individuen daarbinnen bezien vanuit God, is de mens ook in zijn meest redelijke momenten niet gegeven. Stellen dat dit wél het geval zou zijn, is een vorm van overmoed die tijdens Spinoza’s leven niet voor niets als revolutionair en daarmee levensgevaarlijk werd gebrandmerkt. En achteraf snappen we ook beter waarom dat zo was.

Van Raak laat mooi zien hoe het denken van Spinoza in de negentiende eeuw, met name onder socialisten, eindelijk salonfähig werd. En gegeven zijn eigen socialistische wortels spreekt zijn affiniteit met dit denken vanzelf. Maar we weten ook allemaal welke perverse uitkomsten een dergelijk denken kan hebben. Door God te vereenzelvigen met de natuur werd Spinoza destijds voor atheïst uitgemaakt – destijds het lot van elke wijsgeer die zich afzette tegen het destijds heersende joods-christelijke denken. Datzelfde gold voor hen die de plek van God hadden ingeruild voor die van de geschiedenis. Karl Marx was zijn criticasters al voor en afficheerde zichzelf nadrukkelijk als atheïst. En, inderdaad, wat beide denkers gemeen hadden was de overtuiging dat van een God buiten onze zichtbare werkelijkheid niet langer sprake kon zijn.

‘Wetenschap’ neemt plaats in van God 

De plek die vroeger theologen hadden werd vanaf dat moment ingenomen door wetenschappers. Die laatsten zijn het tegenwoordig die ons vertellen wat we moeten geloven. En aangezien slechts een klein deel van ons mensen de status van wetenschapper bereikt, is de claim op waarheid dus per definitie voorbehouden aan een kleine elite. Dat die elite onderling grondig van mening verschilt over wat we moeten geloven doet in de praktijk niet ter zake – zodra de politiek zich meester maakt van een waarheid waarvoor wetenschappers te vinden zijn die er hun hand voor in het vuur durven steken, dan kan er nog wel over de consequenties voor het beleid gedebatteerd worden, maar de parameters waarbinnen het debat plaatsvindt staan vast. Telkens wanneer dat het geval is zien we dat democratieën ontaarden in totalitaire regimes.

Wanneer we Van Raak een beroep zien doen op Spinoza’s conatus en dan vooral tegen de achtergrond van zijn totale wereldbeschouwing, dan begrijpt u dat ik wat onrustig wordt. Vooral in een tijdsgewricht waarin steeds meer burgers onder de wielen van een extreem-bureaucratisch staatsapparaat dreigen platgereden te worden. De gezagscrisis die daarvan het gevolg is wil Van Raak voor alles bezweren door aan te komen met ‘gedeelde waarden’ en het ‘algemeen belang’. Maar ik ben bang dat daarmee de aangerichte schade alleen maar groter wordt omdat een bepaalde betekenis van die begrippen te vaak aan de samenleving van bovenaf wordt opgelegd, zonder dat er ook maar een begin is gemaakt met een serieus debat over de inhoud ervan.

Heroriëntatie op het christelijke individu

Tegen die achtergrond geef ik de voorkeur aan de door Lukkassen gepropageerde opvatting van conatus: die van de fundamentele heroriëntatie op de scheppingskracht van individuen en hun ideeën van het goede leven in plaats van het beleid dat statelijke actoren maken in naam van het zogenaamde algemeen belang. Die heroriëntatie is broodnodig omdat steeds meer burgers onder de wielen van een extreem-bureaucratisch staatsapparaat worden vermorzeld, zoals onder meer de toeslagenaffaire en de stikstofhoax ons laten zien.

Alleen is het de vraag of het door Lukkassen gehanteerde begrip van conatus recht doet aan de manier waarop het bij Spinoza functioneert. Zoals we zagen is het bij deze filosoof toch ook integraal onderdeel van een wereldbeschouwing waarin het individu via redelijk inzicht geacht wordt zijn overleven het meest te dienen met onderworpenheid aan de wetten van het grotere geheel – dat wat we in de politiek het ‘algemeen belang’ noemen. Als ik het goed zie past Lukkassens benadering van het individu eerder bij de humanistische traditie van Erasmus.

Het is interessant dat Van Raak Erasmus ter sprake brengt. Vanuit zijn socialistische achtergrond zal hij weinig affiniteit hebben met deze grote humanist. Erasmus’ opvatting van het individu en diens verhouding tot samenleving en politiek is ook veel liberaler dan die van Spinoza. Om te beginnen was Erasmus een goed katholiek. Alleen al om die reden is het opvallend dat een socialist als Van Raak zo enthousiast over hem is. Maar als goed-katholieke humanist is Erasmus ook te zeer een protagonist van de individuele vrijheid om zich ooit te laten claimen voor welk socialistisch narratief dan ook. Voor Erasmus is de mens een dier, maar een dier dat zich door zijn vroomheid, vrije studie en zogenaamde officia vitae onderscheidt als mens.

Het belang van deugdzame heersers

Op geen enkel moment is de mens onderworpen aan zoiets als ‘het algemeen belang’. Zoiets bestaat voor Erasmus niet. Uiteindelijk gaat iedereen voor zijn eigen belang. Ook een vorst zal dat geneigd zijn te doen. Echter, wil hij door zijn onderdanen gerespecteerd worden als gezagsinstantie, dan zal hij rekening dienen te houden met hun wensen. Die wensen worden kenbaar gemaakt in zoiets als een volksvertegenwoordiging en het publieke debat. Maar ook daar zijn de stemmen niet eensluidend en is sprake van continue strijd in de vorm van een debat tussen tegengestelde belangen. Een algemeen belang valt daaruit niet te destilleren, behalve dat de voorwaarden waaronder die strijd kan plaatsvinden gegarandeerd dienen te blijven. 

Dat vereist wel dat een vorst, naast moed, ook dient te beschikken over karaktereigenschappen als nederigheid en geduld. Daarbij veronderstelt Erasmus dat zijn eigenbelang het meest gediend is bij een positieve gezagsrelatie, waarbij het volk hem uit eigen vrije wil erkent als heerser. En dat, nogmaals, niet omdat hij het volk verenigt onder de banier van een of ander algemeen belang, maar omdat de individuele belangen van haar burgers het meest gediend zijn door de ruimte die hij creëert voor ieders eigen scheppende kracht en de vrijheid om naar eigen positieve overtuiging te leven.

En daarmee zijn we via Van Raak en Lukkassen weer terug bij Verbrugge. Zoals eerder aangegeven ziet laatstgenoemde de oplossing van de huidige gezagscrisis namelijk niet gelegen in een nieuwe opvatting van het algemeen belang. Waar het om gaat is dat degenen die staatsmacht uitoefenen weer beschikken over deugden die maken dat zij in staat zijn niet zozeer hun eigen idealen na te streven, maar te waken over de ruimte waarin hun onderdanen vrijelijk en naar eigen inzicht hun eigen belangen kunnen behartigen. Wat die belangen zijn, daarover gaat niet de staat, maar burgers zelf.

Tegen die achtergrond wil ik de besproken titels van harte ter kritische lezing aanbevelen. Daarbij biedt met name het boek van Lukkassen een toch wel fundamentele correctie op de verder zeer actuele publicaties van Verbrugge en Van Raak!

N.a.v.

Ad Verbrugge, De gezagscrisis. Filosofisch essay over een wankele orde. Uitgave van Boom te Amsterdam, 2023; 344 pag.; € 24,90.

Sid Lukkassen, De greep op de publieke opinie. Uitgave van Polemos te Boechout, 2023; 322 pag.; € 23.

Ronald van Raak, Spelen met waarden, betalen met gedachten. Erasmus, Spinoza en dat wat ons bindt. Uitgave van Boom te Amsterdam, 2024; 144 pag.; € 22,90.

Deel op socials

Andere artikelen

Blijf op de hoogte

1743790dfedbbb041146808435edbac5.jpeg

''De Lange Mars door de instituties begint hier!”