Een gevaar voor onze democratie?

Over nadeel en nut van zogenaamd ‘extremisme’ in Nederland, deel 2

21 oktober 2024

Door Hans van de Breevaart

Lees deel 1 van dit artikel hier

De recente opkomst van het populisme sinds Pim Fortuyn, de laatste verkiezingswinst van Geert Wilders, maar vooral het principiële tegengeluid van Thierry Baudet baart tal van politiek meer of minder geëngageerde intellectuelen zorgen. De toekomst van de democratische rechtsorde zelf zou daarbij op het spel staan, zo zagen we voormalig D66-senator Joris Backer in deel 1 van deze serie betogen.

In deel 2 ga ik in op de zorgen die VU-hoogleraar Rik Peels heeft omtrent het ‘extremisme’ van rechts. In plaats van ertegen ageren vindt hij dat wij degenen die zich  daaraan schuldig maken moeten leren begrijpen. Dat kan ons helpen het probleem met het juiste verhaal, de juiste toon, de nodige handreikingen en desnoods wettelijke maatregelen onder controle te brengen.

Daarmee gaat hij, net als Backer, echter voorbij aan het structurele onrecht waaraan politieke elites zich in ons land schuldig maken. Dat onrecht aan de kaak stellen is een ding. Een verhaal hebben dat mensen inspireert de levenskracht die zijn in zichzelf hebben opnieuw aan te boren en tot een creatieve tegenbeweging komen is iets heel anders. Dat laatste is absoluut noodzakelijk om onze rechtsorde nieuw leven in te blazen, zo betoogt FVD-politicus Sid Lukkassen beweert.

Rik Peels is een exponent van een generatie aanstormend talent dat vanuit de streng-gereformeerde wereld haar plaats in het publieke bestel en debat met succes heeft weten te veroveren. 

Vanuit zijn eigen wetenschappelijke discipline (de filosofie) weet hij perfect aansluiting te vinden op de heersende tijdgeest in ons land. Die tijdgeest is progressief in die zin dat ze ervoor pleit dat politieke elites verantwoordelijkheid nemen voor dat wat de slachtoffers van de geschiedenis is aangedaan – van etnische en seksuele minderheden en derdewereldlanden tot de niet-menselijke natuur en de planeet als geheel. Diezelfde politieke elites hebben de roeping om de schuld die we als joods-christelijke beschaving daardoor op ons geladen hebben, definitief af te betalen. 

Goed-christelijk is dan dat we begrip hebben voor de gerechtvaardigde grieven van slachtoffers waarmee wij in de publieke ruimte continue worden geconfronteerd. Goed-christelijk is ook dat wij stelling nemen tegen ‘reactionaire’ krachten die weigeren schuld te bekennen voor wat er in het verleden is fout gegaan en zich om die reden in woorden dan wel daden meer of minder gewelddadig richten tegen de minderheden die zichzelf als slachtoffer zien en als zodanig ook worden erkend door mensen die over voldoende zogenaamde empathie en medemenselijkheid zouden beschikken. Onnodig dat die laatsten door betrokken ‘reactionairen’ in het publieke debat ook onheus worden bejegend of zelfs openlijk bedreigd.

Dat leidt tot een ‘empathische’ vorm van wetenschapsbeoefening die we terugzien bij een theoloog als Stefan Paas, een historica als Beatrice de Graaf, en dus ook bij Peels. Die empathie is niet alleen maar wetenschappelijke pose, maar ook ingegeven door hun gelovige – in hun geval gereformeerde – achtergrond.   

Poging om ‘extremisme’ te begrijpen

In De extremist en de wetenschapper, een enigszins uitgebreide versie van de oratie waarmee hij zeer onlangs zijn ambt als hoogleraar filosofie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam aanvaardde, legt Peels uit wat er bijzonder is aan zijn benadering van radicalisering in de samenleving. 

Peels meent dat we de bestorming van het Capitool beter kunnen begrijpen met de door hem voorgestelde benadering. Daarin wordt de extremist, anders dan tot nu toe, voor vol aangezien. Vandaar ook zijn pleidooi om het eigen verhaal van extremisten serieus te nemen. Want, extremisten zijn niet gek, maar doorgaans heel goed in staat hun eigen verhaal te doen. 

Dat wil uiteraard niet zeggen dat je hun ideeën daarmee ook automatisch goedkeurt. Maar snappen wat ze denken en hoe ze tot hun daden komen, is daarmee nog niet onmogelijk. Als je hun aannames kent, dan wordt ook de door hen gevolgde logica inzichtelijk.

Maar Peels gaat nog een stap verder. Want je zou kunnen zeggen dat een extremist weliswaar logisch nadenkt, en dat je als wetenschapper die redenatie kunt volgen. Maar zelfs het feit dat dit bijvoorbeeld kan leiden tot de bestorming van het Capitool, is begrijpelijk. En dan niet alleen op basis van de logica, maar volgens hem ook vanuit theologisch gezichtspunt. 

Hier blijkt Peels een typisch product van de gereformeerde geloofswereld, waarin de aloude leer van de erfzonde tot de gedachte heeft geleid dat wij allen van nature geneigd zijn tot het kwade. Als zodanig hoeft het feit dat hijzelf het Capitool niet bestormde of, dichter bij huis, gevolg zou geven aan de oproep van Gideon van Meijeren om bij het Binnenhof te protesteren, geen reden te zijn om zichzelf beter te voelen dan degene die daar wel toe oproept of, sterker nog, daaraan gevolg geeft.

Politieke vooroordelen

In theorie klinkt dat allemaal prachtig – die gereformeerde manier van wetenschapsbeoefening. En het heeft inmiddels ook al een aantal mooie resultaten geboekt. Beatrice de Graaf heeft, door over een langere periode intensieve gesprekken met ze te voeren, meer inzicht gekregen in wat moslimterroristen bezielt. En bij Stefan Paas heeft die empathische benadering inmiddels een prachtig theologisch vergezicht opgeleverd, waarin de leeuw zich inderdaad zodanig laat temmen dat hij, in vrede samenlevend met het lam, alleen nog maar groen gas eet.

Maar die empathie blijkt niet vrij van politieke vooroordelen. Want waarom empathie hebben voor een terrorist, terwijl Van Meijeren en zijn partij, Forum voor Democratie, al zijn veroordeeld nog voordat de rechter tot een definitief oordeel is gekomen? Voor Paas is Baudet een fascist, volgens De Graaf is het hoog tijd eens werk te maken van de mogelijkheid tot een partijverbod en voor Peels is trial by media voldoende om Van Meijeren schuldig te achten aan de suggestie het Binnenhof te bestormen. Hetzelfde oordeel geldt natuurlijk ook Donald Trump.

Peels doet zijn best om aan te geven welke criteria hij hanteert bij zijn definitie van extremisme. Daarin valt onderscheid te maken tussen ideologisch, mindset en methodisch extremisme. Bij het eerste gaat het om het ontwikkelen van polariserende denkbeelden, bij het tweede om een zwart-witdenken zoals dat tot uitdrukking komt in complottheorieën, bij het derde om middelen die worden ingezet om anderen buiten spel te zetten door middel van discriminatie, geweld en verzet tegen democratische rechtsorde.

Peels beseft dat een dergelijk concept van extremisme niet alleen helderheid schept, maar tegelijk ook zaken op een hoop gooit die in de praktijk nogal verschillend zijn. In theorie zouden zowel Thierry Baudet en Geert Wilders als Mohammed Bouyeri of Osama bin Laden als extremist kunnen worden aangemerkt. Terwijl het optreden van eerstgenoemden polariserend is, maar zich nog altijd afspeelt binnen de grenzen van de huidige democratische orde, is dat van laatstgenoemde duidelijk gericht tegen diezelfde orde en degenen die daarvan geacht worden deel uit te maken. 

Peels erkent deze moeilijkheid, maar het eerdergenoemde feit dat hij Van Meijeren en Donald Trump al veroordeeld heeft nog voordat de rechter dat gedaan heeft, doet het ergste vermoeden over zijn wetenschappelijke onderscheidingsvermogen. Polarisatie in de politiek, inclusief het gebruik van zogenaamde complottheorieën, is echt iets anders dan vormen van terreur die zich principieel niet laten verenigen met onze democratische rechtsorde – hoeveel begrip je met Beatrice de Graaf ook kunt hebben voor de laatste categorie extremisten.

Radicalisering soms noodzakelijk

Het gemak ook waarmee radicalisering als ‘kwaad’ wordt aangemerkt, is verontrustend. Dat is wat hem betreft de rol die de wetenschappelijke discipline van de theologie zou kunnen hebben aan een analyse van daarbij behorende processen. 

Een lichtend voorbeeld van een theoloog die heel goed in staat zou zijn om hier het juiste reliëf aan te brengen, is voor mij nota bene de vader van Peels, de Apeldoornse emeritushoogleraar Oude Testament Eric Peels. Die heeft tot in detail beschreven hoe dat wat wij nu ‘radicalisering’ noemen zich in het oude Israël manifesteerde in het optreden van de profeten. In zijn onlangs verschenen Storm over de wereld laat hij zien hoe hun kritiek op het machtsmisbruik van de toenmalige heersers als legitiem onderdeel van de politieke orde destijds kan worden gezien. 

In dat licht is het gemak waarmee zoon Peels de theologie voor het karretje van zijn eigen kruistocht spant nogal teleurstellend. Met een meer genuanceerde benadering zou zijn op zichzelf zeer waardevolle pleidooi om oog te hebben voor ‘het kwaad’ veel aan geloofwaardigheid hebben gewonnen.

Onderzoek naar radicalisering is van belang voor bewustwording en toenemende weerbaarheid van de democratische rechtsorde in onze wereld. En zijn theologische benadering zou van toegevoegde aarde kunnen zijn in vergelijking met de volstrekte blindheid voor transcendente dimensies van politiek en samenleving die Backer tentoonspreidt. Maar, nogmaals, een beter onderscheidingsvermogen tussen legitieme vormen van kritiek en daadwerkelijke bedreigen van diezelfde orde dan Peels laat zien is daarbij toch wel het minste wat we van iemand van zijn statuur mogen verwachten.

Een profetische theologie heeft wat mij betreft juist de potentie bij te dragen aan een rechtvaardige politieke orde. Bepaalde vormen van radicalisering zijn soms nodig om oog te krijgen voor onrecht dat zich afspeelt in delen van de samenleving waarvoor de gevestigde macht zich te lang doof heeft gehouden.

Het is jammer dat er binnen de christelijke (ook gereformeerde) wereld in ons land zo weinig antenne is voor bepaalde vormen van onrecht in de samenleving en de politieke krachten die deze veroorzaken, bestendigen en zelfs versterken. Dat is des te schrijnender wanneer er buiten diezelfde gemeenschappen vormen van cultuurkritiek ontstaan die daarvoor juist wel oog hebben en zich daar met kracht tegen keren. Een aansprekend voorbeeld daarvan is het werk van FVD-intellectueel Sid Lukkassen.

De Muze als inspiratiebron 

Terwijl Peels zich richt tot de theologie in zijn zoektocht naar inspiratiebronnen om het kwaad op de juiste wijze aan de orde te stellen, rest Lukkassen vooralsnog niets anders dan zich, getuige zijn laatste boek, te laten inspireren door wat hij ‘de Muze’ noemt. Dat waar de theologie zich mee bezig houdt, namelijk ‘God’, is wat hem betreft volstrekt ongeloofwaardig omdat het ons zijns inziens eerder vervreemdt van de alledaagse werkelijkheid en de levenskracht die ons van nature eigen is, dan dat het ons helpt die krachten aan te boren en er richting aan te geven. 

En ik moet toegeven: als overtuigd christen begrijp ik die kritiek. Het gebeurt namelijk iets te vaak tegenwoordig dat theologen zich als dienstmaagd van de gevestigde machten laten gebruiken door hen die ageren tegen aanwijsbaar maatschappelijk onrecht te brandmerken als ‘extremisten’.

Wat is die Muze voor Sid? In een poging dat onder woorden te brengen maakt hij in dit boek gebruik van een briefwisseling met filosoof Joris Bouwmeester. Het mooie van dit genre is, zo stelt Bouwmeester zelf, dat het iets is tussen geschreven tekst en een levend gesprek. In een spontaan gesprek lukt het niet altijd om de juiste woorden te vinden, terwijl een geschreven monoloog niet te vergelijken valt met de levendigheid van het gesprek. Dat neemt niet weg dat met name de brieven van Sid meer weg hebben van een monoloog dan van een gesprek. En dat valt zo af en toe te begrijpen. Het is namelijk niet niks wat hier ter sprake komt. 

Wat is dat mysterie dat ons inspireert om door te gaan, tegen de klippen op te leven en te doen wat onze hand vindt om te doen in een wereld waarin mensen in toenemende mate van elkaar vervreemd raken, waarin hun leven steeds meer beheerst wordt door technieken die ons denken, voelen en leven zodanig sturen dat we collectief dreigen te veranderen in zombies die domweg alles geloven wat hen door MSM en AI wordt verteld, om zich vervolgens te beperken tot de voorspelbare Pavlov-achtige reacties?

Lijfelijke ervaringen

De Muze verschijnt ons maar al te vaak in lichamelijke vorm. Steeds weer opnieuw en in andere gedaantes. Zo vertelt Lukkassen het verhaal van de Griekse held Odysseus die verlangt naar zijn vrouw en, ver van huis en haard, besluit terug te keren. De reis is lang en vol tegenslagen en onderweg valt hij voor de verleiding van de muzen. Maar in plaats van dat ze hem van zijn einddoel afleiden geven ze hem nieuwe kracht om zijn reis te vervolgen. Bouwmeester ziet haar in de Griekse godin Thalia, verleidelijk mooi, maar tegelijk ongrijpbaar. De Muze wekt verlangen en voedt de levenskracht, maar valt onmogelijk te beheersen en gaat altijd haar eigen gang. Maar hoewel Lukkassen gevoelig is voor de esthetiek van Thalia, is voor hem de schildmaagd die we tegenwoordig zo vaak tegenkomen in allerlei videogames per saldo zijn ware heldin.

Maar die muzen zijn voor ons inmiddels mythische grootheden. Wat hebben we daaraan in het hier-en-nu? Het antwoord van Lukkassen en Bouwmeester is stellig: het zijn mythen die ons inspireren en ons leven in een bepaalde richting stuwen. Het zijn die mythen ook waarmee we proberen zin en betekenis te verlenen aan het leven dat wij leven: onze persoonlijke relaties evenzeer als ons politieke streven.

Maar mythen zijn nog niet het echte leven. Die mythen kunnen daaraan betekenis verlenen, maar net als we denken de wereld om ons heen te begrijpen en de zaken in de greep te hebben, dan blijkt bij nader beschouwing de mythe net niet helemaal te voldoen en er veel meer te zijn dan we tot dan toe dachten. Dat is waarom mythen meer gemeen hebben met modellen waarvan in de politiek tegenwoordig gretig gebruik gemaakt wordt en AI dat gepresenteerd wordt als de ultieme techniek om aan al onze menselijke tekortkomingen tegemoet te komen.

Terecht merkt Bouwmeester op:

AI heeft invloed – zeer veel invloed – ja, geen invloed zoals die van een mens die – in hoe geringe mate ook – zijn eigen pad kiest. … AI is veel gehoorzamer dan een mens.

Daarmee is kort maar krachtig het unieke van de mens aangegeven. Een mens kan kiezen. En die keuze is niet altijd voorspelbaar. Zeker niet als de Muze in het spel is. Zeker niet als de Muze zich aan je manifesteert in een levend mens van vlees en bloed. De aanraking van de Muze kan je nieuwe kracht geven, je zelfs in vuur en vlam zetten en je hele brave platgetreden leventje op zijn kop. En soms is dat nodig. Simpelweg omdat het leven altijd meer is dan dat wat wij dachten dat het was.

…tegenover technocratische claim to fame

Dat is geen aansporing om maar lukraak op zoek te gaan naar avontuur, zogenaamde avontuurtjes of zelfs revoluties. Waar het om gaat is dat we open staan voor het mysterie van het leven dat zich uiteindelijk altijd aan ons begrip en onze pogingen het in onze greep te krijgen onttrekt. 

Dat gaat niet alleen op voor het individu, diens seksualiteit en idealen, maar geldt evenzeer of misschien nog wel meer voor wetenschap en politiek, inclusief de goede bedoelingen waarmee zij behept zijn. Ik denk daarbij aan wat ik eerder over de pogingen van Peels om ‘radicalisering’ te begrijpen. Bouwmeester richt zijn pijlen hier maar even op Pieter Omtzigt…

…die op zijn manier de leegte die Rutte achterlaat tracht op te vullen met zijn nieuwe politieke partij. Waar staat hij om bekend? Het naleven van regels en verdragen. ‘We moeten binnen de lijntjes teken!’ is zijn technocratische claim to fame, die een nog veel grotere leegte tentoonstelt dan de leegte die moest worden opgevuld.

Precies om die reden ageert Lukkassen tegen linkse partijen die ooit zeiden voor de arbeiders op te komen. Volgens hem leidt partijvorming altijd tot elitevorming, met alle risico’s van dien op vervreemding van de eigen oorspronkelijke achterban. De Franse intellectueel Julien Benda sprak in dat verband ooit terecht van ‘het verraad van de elites’.

Dergelijk ageren kan als ‘extreem polariserend’ worden weggezet. Maar enige wetenschappelijke en politieke bescheidenheid is hier toch wel geboden. Want zou het niet zo kunnen zijn dat de systeemkritiek van Lukkassen en Bouwmeester meer recht van spreken heeft dan iemand als Backer voor waar zou willen hebben? Is hun stem niet veel profetischer dan Peels geneigd is toe te geven? Wordt de stem van de gewone man en vrouw echt nog gehoord in kringen van D66 en aan de Vrije Universiteit? En wordt er werkelijk moeite gedaan om te begrijpen wat zogenaamde ‘populisten’ en ‘rechts-extremisten’ als Donald Trump, Geert Wilders en Thierry Baudet beweegt? Of stelt men zich tevreden met een even onrechtmatige als onwetenschappelijke, maar niettemin veelvuldig toegepaste, trial by media?

Ten slotte

Hoe dit ook zij, met Huis van de Muze heeft Lukkassen een nieuwe stap gezet in de zoektocht naar een herbronning van de levenskracht die ons door de eeuwen zoveel heeft gebracht. In Wees Afgrondelijk leek die kracht toch vooral in de eigen conatus gelegen, al waren verwijzingen naar en gedachten over het lichamelijke ook toen al in embryonale vorm aanwezig. In dit boek probeert hij naam te geven aan de inspiratiebronnen die de conatus van het nodige vuur en voedsel voorzien om te leven. Ons leven is weliswaar iets van het hier-en-nu (carpe diem), maar heeft onvermijdelijk ook een politieke dimensie wanneer telkens weer opnieuw blijkt dat er machten zijn die fnuikend zijn voor de vrijheid die nodig is om levenskracht de ruimte te geven zich in volle glorie te manifesteren. Lijfelijke ervaringen maken die strijd niet alleen noodzakelijk, maar zijn tegelijkertijd een inspiratiebron voor het aangaan van die strijd, elke dag opnieuw.

Ik herhaal: dat hij de God die daarbij in ieder geval historisch gezien naar mijn overtuiging (en die van Tocqueville) een even inspirerende als richtinggevende rol heeft gespeeld niet noemt, is begrijpelijk. Het in diens naam gepredikte schuldgevoel (klimaatverandering en discriminatie) is te vaak als middel ingezet om de roepstem tegen daadwerkelijk onrecht (onteigening, toenemende armoede, onveiligheid en verkrachtingen) het zwijgen op te leggen. 

Wel is het de vraag of de Griekse mythen in dit verband inspirerender voorbeelden bieden dan bijvoorbeeld de profetische traditie van het oude Israël. En voor wie op zoek is naar de Muze in het Oude Testament, zou een begin kunnen maken met lezing van het Hooglied. Al moet daarbij zondermeer worden toegegeven dat de beschrijving daarin van het vrouwenlichaam en het verlangen van de twee geliefden naar elkaar binnen de schilder- en beeldhouwkunst veel minder aandacht hebben gekregen dan vergelijkbare voorbeelden in de Griekse mythologie.

We mogen ons daarom gelukkig prijzen dat onze cultuur (althans, datgene wat er nog van over is) inderdaad het product is van zowel Jeruzalem als Athene. Lukkassen heeft gelukkig nog weet van Athene – in elk geval het muzische uit die traditie. Backer heeft gelukkig nog weet van de deugden die wij van Athene hebben geleerd, maar beseft onvoldoende dat de democratie daarmee alleen haar oude vitaliteit niet terugkrijgt. Peels heeft weet van Jeruzalem, maar mist het profetische element in zijn wetenschappelijke benadering van de werkelijkheid. Het blijft dus vooralsnog wachten op degene die weer eens een poging doet tot een synthese tussen de tradities van Jeruzalem en Athene, zodat we weer opnieuw toegang krijgen tot de bron waaruit onze weergaloze beschaving is voortgekomen.   


Naar aanleiding van:

Joris Backer, Over de democratie in Nederland. Uitgave van Boom te Amsterdam, 2024; 224 pag.; €29,90.

Sid Lukkassen, Het huis van de Muze. In samenwerking met Joris Bouwmeester. Uitgave van Amsterdam Books, 2024; 276 pag.; €24,95.

Rik Peels, De extremist en de wetenschapper. Hoe we radicalisering beter kunnen begrijpen. Uitgave van Balans te Amsterdam, 2024; 128 pag.; €15.


 

Deel op socials

Andere artikelen

Blijf op de hoogte

1743790dfedbbb041146808435edbac5.jpeg

''De Lange Mars door de instituties begint hier!”